Taalproductie

Dit overzicht is gebaseerd op het gemiddelde Nederlandse kind. Het is natuurlijk mogelijk dat uw zoon of dochter wat sneller of langzamer is met de ontwikkeling. Dit wil niet per direct zeggen dat er sprake is van een taalachterstand.

Twee maanden
Het kind maakt verschillende soorten brabbelgeluidjes, deze verschillen ook van toon. Deze kunnen laten merken of zij ergens blij of juist niet mee zijn. Dit is voor een volwassene goed te onderscheiden.

Negen maanden
Het kind luistert nu naar de geluiden die het zelf produceert. Het kind vindt plezier in het na-apen van klanken die het in de omgeving opvangt en het luisteren naar zichzelf. Het kind laat veel verschillende geluiden horen. Ook leert het kind de stem van zijn ouders of verzorger kennen. Dit zorgt ervoor dat de baby beter gerust te stellen is wanneer deze bijvoorbeeld aan het huilen is.

Een jaar
Het kind zegt zijn eerste woordje. Het begint steeds meer geluiden te maken en een dialoog met het kind is nu mogelijk. Natuurlijk niet met woorden maar het reageren op elkaar met het gebruik van het brabbelen.

Anderhalf jaar
Het kind is nu in staat om te begrijpen wat er tegen hem of haar gezegd wordt. Wel worden hier vaak nog gebaren aan toegepast. Ook is het mogelijk om het kind een gemakkelijke opdracht uit te laten voeren. Het kind begint steeds meer te begrijpen van wat u zegt. Ook leert het kind enkele andere woorden dan 'papa' en 'mama'. Overigens is de uitspraak hiervan vaak nog wel matig.

Twee jaar
Het kind leert steeds beter praten. Het is nu in staat om twee woorden aan elkaar te koppelen. De volgorde van de woorden klopt vaak nog niet. En de woorden worden gebrekkig gezegd. Ook gaat het kind steeds meer objecten benoemen.

Twee en half jaar
De uitspraak van het kind wordt steeds beter. Het kind vraagt meer of u bepaalde objecten kunt benoemen. Hiervan leren zij steeds meer begrijpen van de gesproken taal. Het kind is steeds beter in staat om duidelijk te maken wat het wel en niet wil. En wat het wel en niet prettig vind.

Drie jaar
Het kind kan nu opdrachten begrijpen zonder dat u nog gebruik maakt van gebaren of andere aanwijzingen. Het brabbelen wordt steeds minder en maakt plaats voor een betere uitspraak. Het kind maakt steeds meer gebruik van de Ik-vorm. De twee woord combinaties maakt plaats voor zinnen met drie tot vijf woorden.
Het kind begrijpt opdrachten, nu ook zonder gebaren en aanwijzen.

Drie en half jaar
De regels voor taal worden gedeeltelijk begrepen, maar het is nog moeilijk om deze regels toe te passen. Hierdoor zijn de zinnen vaak nog verdraaid en niet correct. Voor buitenstaanders wordt het wel steeds makkelijker om het kind goed te kunnen verstaan en begrijpen.

Vier jaar
De grammaticale structuur van de zinnen is steeds meer terug te vinden in het taalgebruik van het kind. Ook leert het kind steeds beter omgaan met de meervoudsvormen.
Het kind is in staat om eenvoudige zinnen te maken. Hierin wordt ook wel het verleden tijd gebruikt maar vaak nog niet op een correcte manier.

Vijf jaar
De zinnen van het kind worden steeds langer. Ook de grammaticale regels worden steeds beter gebruikt. Het verleden tijd wordt op een juiste manier toegepast en het kind leert de persoonlijke voornaamwoorden en de voorzetsels op een correcte manier te gebruiken. Het kind is nu in staat om zinnen aan elkaar te koppelen door middel van verbindingswoorden ( want, omdat etc. ). De uitspraak van de kinderen is bijna helemaal correct.

Zes tot acht jaar
Het kind spreekt in lange, goed gevormde samengestelde zinnen. Vrijwel alle taalregels worden goed gebruikt. Het kind is voor iedereen goed verstaan- en begrijpbaar. Ook word de woordenschat steeds groter.